VANAF DE WAAL DE STUWWAL OP
LANDGEBRUIK
Sinds de mens zich in het landschap bevindt, zijn er verschillende veranderingen ondergaan door de jaren heen. In dit geval gaat het om de invloed van landbouw en bosbouw binnen Nijmegen en Groesbeek.
Prehistorie
Het is bekend dat er nabij het nu huidige Griftdijk in Nijmegen-Noord boeren woonden. Dit was rond het jaar 3700 voor Christus, de Nieuwe Steentijd. De mensen hadden een kleine veestapel dat bestond uit runderen en varkens. In combinatie met de jagers- verzamelaars traditionele jacht en visserij leefden zij in waterrijk gebied. Officieel ligt Nijmegen-Noord buiten het onderzoeksgebied, maar later kwamen de boeren met kano's de rivier over naar Nijmegen centrum.
In de Bronstijd, 2000 tot 800 v. Chr., zat er een nederzetting van boeren bij Groesbeek aan de Breedeweg en Klein Amerika. Kleine akkers werden gelegd bij vaste woonplekken met eenvoudige woonstalboerderijen. Deze boerderijen waren gemaakt van leem, hout en stro.
Middeleeuwen (500 tot 1500 n Chr.)
De Middeleeuwen was in Nijmegen en Groesbeek een grote schakel voor de landbouw. Vanaf de Vroege t/m de Late Middeleeuwen kwamen er op meerdere plekken verschillende landbouw functies voor.
De verschillende delen van de middeleeuwen staan hieronder in detail uitgewerkt.
Druk op "Meer info over Middeleeuwen" voor meer informatie.
Romeinse tijd (ca. 12 v Chr. tot 500 n Chr.)
In de Romeinse tijd kwam de eerste grootschalige landbouw op gang van 100 tot 500 n. Chr. bij Nijmegen, gebied ‘De Plasmolen’. Hier lagen grote landbouwbedrijven met landerijen, opstallen en ontginningsgebieden bij elkaar, dit wordt ook wel een ‘Villa’ genoemd. De landbouw bestond voornamelijk uit akkerbouw met granen, bloemen, fruit en groenten. Daarnaast was het houden van veeteelt met verschillende dieren ook een landbouwsoort die in deze tijd werd toegepast.
Moderne tijd
In de 17e eeuw was de landbouw in het rivierengebied wat meer aanwezig. Boeren die op en aan de kleigronden leefden waren deels rijker door de voedselrijke bodem. Er was ruimte nodig voor de grote hoeveelheid oogst in de T-vormige boerderijen, deze boerderijen waren kenmerkend voor het rivierengebied.
De opslag in de stallen was ruim ingedeeld om het hooi en stro goed te kunnen verwerken. De afbeelding hiernaast geeft een T-vormige boerderij aan uit 1820.
Industrialisatie
Tijdens de industrialisatie was vooral het jaar 1850 een belangrijk punt binnen de landbouw. In dit jaar begonnen namelijk de heide ontginningen en het ontginnen van de bossen op oude heidevelden bij de hoge zandgronden tot 1940.
Ten noord- en zuidoosten van Groesbeek kwamen kleine kampontginningen voor. Hier lagen verspreid over het gebied afgeperkte stukjes akkerland met boerderijen die ook wel kampen worden genoemd. Op de nattere delen werden hooi- en weidegronden gelegd bij de T-vormige boerderijen. Dit type boerderij was kenmerkend voor het rivierengebied. En op de hogere droge delen graasden schapen op de heide. Ook werden de heidevelden gebruikt als leverancier van heideplaggen.
Vanaf midden 19e eeuw kwamen buurtschappen en heideontginningsdorpen voor. Een voorbeeld is De Horst. Hier werden de heidevelden omgevormd tot bos en landbouwgronden. De akkergronden op De Bruuk werden tot aan eind 19e eeuw gezamenlijk door boeren bebouwd. Daarna werden de landen onderverdeeld onder vaste eigenaren.
Afbeelding met een T-vormige woonstal boerderij, van beelbank Nijmegen.
Nieuwe tijd
Na de Tweede Wereldoorlog was het landschap grotendeels flink beschadigd wat leidde tot heropbouw van de omgeving. Ook de landbouw veranderde mee. De oorspronkelijke functie van het weidebeheer van grazende schapen op de heidevelden verdween. Daarnaast kwam de intensieve landbouw met prikkeldraad rondom de weilanden in plaats van houtwallen als omheining steeds meer voor.
Een belangrijke gebeurtenis was de ruilverkaveling vanaf 1994 nabij Groesbeek. Dit betekende dat eigenaren van een stuk land kavels met elkaar gingen ruilen voor een betere toekomst. En in begin 20e eeuw waren er nog kleine boerderijgroepen bij Foxhill, Klein America en St. Maartenshoeve gelegen bij de (jonge) bosontginningsgebieden.
In het heden worde de voormalige oude landbouwgronden ingezet voor nieuwbouwwijken en is De Bruuk een natuurreservaat geworden.
Vroege Middeleeuwen
Hoge Middeleeuwen
Tussen 402 en 1000 na Chr. trokken bewoners weg uit omgeving Nijmegen en gingen zich meer verspreiden over het gehele landschap. Hierdoor kwam de landbouw stil te liggen. Het vervolg was dat de vroegere Romeinse landbouwgronden vanzelf overgingen naar bos door verruiging.
Aan het einde van de Vroege Middeleeuwen zijn de eerste essen ontstaan in 1000 na Christus zoals het gebied ‘Heerlijkheid Groesbeek’. essen zijn akkers en bouwlanden die opgehoogd zijn met mest van het vee (bijvoorbeeld schapen en runderen). Dit werd gedaan omdat de essen voorkwamen op de voedselarme zandgronden. Nadat de akkers op de essen wat groter werden kwam het drieslagstelsel op gang. Hier werd een stuk grond om de 3 jaar, na één jaar wintergraan en één jaar zomergraan, braak gelegd om bodemvruchtbaarheid te laten herstellen.
Naast de essen was bij de Breedeweg en Grafwegen in Nijmegen een boshoeve -ontginning ontstaan. De ontginningen bestaan uit smalle lange kavels waar de ene kant bestond uit cultuurland van heide en de andere kant uit hakhoutbossen.
Vanuit de essen kwamen de bouwlanden met grote boerderijen meer bij elkaar te liggen. De boeren maakte vooral gebruik van het potstalsysteem om de akkers meer vruchtbare bodem te maken voor akkerbouw. Door mest van het vee te mengen met bosstrooisel (bladeren) en/of heideplaggen. Deze boerderijen vormden uiteindelijk samen de esdorpen.
In het gebied kwamen vier voormalige esdorpen voor: Groesbeek, Mook, Molenhoek en Malden.
Van Groesbeek is bekend dat de oude essen in de bekken lagen aan De Groesbeek, Kranenburgsestraat, Grafwegen en Breedeweg, en bij Plak. De boshoeve ontginning werd steeds verder uitgebreid in oostelijke richting en noordwaartse richting vanuit Grafwegen. Aan de rand van de boshoeve ontginning kwam een boshoevennederzetting.
Naast het ontginnen binnen het gebied werden de bossen in het Nederrijkswald begraasd door koeien en varkens.
Late Middeleeuwen
In de Late Middeleeuwen kregen het ontginningslandschap meer vorm. Verder waren er rechten van de inwoners rondom de bossen van het Nederrijkswald om hun vee daar te laten grazen. Doordat deze rechten niet aan te passen waren ging de kwaliteit van het bos sterk achteruit door de aanwezige begrazing. Vanaf de 15e eeuw kwam daarbij de start van een massale houtkap, vanwege geldgebrek in het gebied, wat leidde dat het bos bijna compleet was verdwenen.
Uiteindelijk is ook na 1500 de boshoeve-ontginning beëindigd vanwege andere ontginningstypen meer voedsel- en gebruikswaarden gaven zoals onder andere akkerbouw of complete bosbouw.