VANAF DE WAAL DE STUWWAL OP
DE STAMBOOM
Bij het onderdeel stamboom worden de landschapsgeschiedenis en het huidige landschap met elkaar vergeleken. Deze samenkomst wordt weergegeven in een matrix model. Verticaal worden de vier deelgebieden getoont. Op de horizontale as word het tijdsverloop weergegeven. Onder de matrix wordt extra toeliching gegeven over de matrix.
Daarnaast wordt de samenhang tussen het huidige en het oude landschap in de verschillende tijdsperioden beschreven. Er wordt hier gekeken naar de belangrijkste gebeurtenissen in de verschillende tijdsperioden.
Stamboom matrix
A = Eerste boeren vanuit Nijmegen-Noord naar centrum
B = Klokbekercultuur op stuwwal Groesbeek
C = Massale houtkap in Nederrijkswald
D = Vestingstatus opgeheven. Er mag gebouwd worden buiten de stadsmuren
E = Kampontginningen bij plaatselijke Essen
F = Tweede Wereldoorlog
G = Heide- en bosontginningen Nederrijkswald
H = Wederopbouw en uitbreiding stad
I = Intensivering landbouw op voormalige kampgronden
Prehistorie
Al sinds de Oude Steentijd, tot 10.000 jaar geleden, liepen en woonden er al mensen in de omgeving. Deze jagers en verzamelaars leefden vooral op de hoge stuwwallen. Dit waren in die tijd de droogste delen in het landschap. Om de stuwwallen heen lagen natte moerassen met vochtige broekbossen die in verbinding stonden met de rivieren. De nu Maas en Waal meanderende rustig vrij door het land heen De mensen in deze tijd hadden weinig goede materialen om het landschap te beïnvloeden. Dit kwam pas later in de tijd. In het huidige landschap zijn zowel de stuwwal als de rivieren nog steeds goed zichtbaar.
Rondom 5500 v. Christus, Midden Steentijd, heeft een eerste kampement zich in Nijmegen-Noord gevestigd. De mensen hier leefden in een bebost gebied met Edelherten, Wild zwijn en andere diersoorten. Daarnaast had men toegang tot de Waal om te vissen.
In de Nieuwe Steentijd, rond 3700 v. Christus, komen de eerste boeren van de jagers en verzamelaars in het gebied. Runderen en varkens waren het vee dat werd gecombineerd met de oude traditionele jacht en visserij. Het gebied werd hier voor het eerst ontgonnen en zo beïnvloed door de mens.
Later in de Bronstijd kregen steeds meer mensen hun vaste woonplek met de kenmerkende woonstalboerderijen. Niet alleen meer op de stuwwallen maar nu ook in het rivierengebied op de drogere oeverwallen. Hier was de bodem voedzamer en natter dankzij de rivier waardoor landen werden beweid. Vanaf de IJzertijd kwam het boeren leven op gang en eind IJzertijd was het gebied rondom Nijmegen en omstreken dicht bewoond. Dit is zo gebleven tot na de Romeinse tijd.
Romeinse tijd
In ongeveer 1e eeuw v. Chr. vestigen de Romeinen zich in Nederland. Ze volgen de Rijn en komen zo onder andere waar Nijmegen ligt in 12 v. Christus. Op de droge zandgronden van de stuwwal bouwen ze een fort om de grens van hun rijk te bewaken. In het gebied wonen dan al volken waar de Romeinen een verdrag mee sluiten. De Cannefaten en Bataven worden zo bondgenoten.
Dit verbond is minder vredig dan het klinkt, in 69 komen de Cannefaten en Bataven in opstand. De nederzetting Ulpia Batavorum gaat in vlammen op en Bataafse hulptroepen keren zich tegen de Romeinen. Met hulp van een aantal legioenen wordt de opstand neergeslagen.
Het huidige Nederland wordt door de Romeinen aangeduid als Germania Inferior, Neder-Germanië. De Rijn vormt de grens, alles onder de grens komt onder Romeins gezag.
Onder Romeinse invloed wordt er rond Nijmegen landbouw bedreven. Er ontstaan kleine boerenbedrijven rond Villa’s. Ook de industrie bloeit op. Het gebied rond Nijmegen wordt geprezen om het fijne aardewerk wat er wordt geproduceerd. Rond de forten ontstaan nederzettingen die later uitgroeien tot wat nu Nijmegen is.
Na eeuwen van heerschappij begint de macht van de Romeinen af te brokkelen. Rond 358 worden de Franken door de Romeinen benoemd tot Fouderatti, ook wel grensbewakers. In werkelijkheid zijn de Romeinen allang de grip verloren op de regio en hebben de Franken kans gezien om de grensstreek te bezetten. In Rome is het in deze periode onrustig waardoor veel legioenen teruggeroepen worden. Na 402 verlaten de Romeinen de stad Nijmegen en omgeving.
Vroege Middeleeuwen
De vroege Middeleeuwen begint in het gebied nadat de Romeinen waren vertrokken. Dit machtsvacuüm werd opgevuld door de Franken. In het jaar 496 laat de heerser Clovis I zich dopen, dit resulteert in een verspreiding van het Katholieke geloof door het koninkrijk. Het Katholieke geloof bereikte Nijmegen in de 7e eeuw. Uit deze tijd dateert de eerste kerk die in Nijmegen heeft gestaan op de Valkhofheuvel. Deze kerk werd later verplaatst naar de Grote Markt, dit is de huidige Sint-Stevenskerk.
In 768 komt Karel de Grote aan de macht en sticht in 777 een palts op de Valkhofheuvel. Dit zijn echter onzekere tijden door veel invallen van Noormannen in het Karolingische rijk die de palts als een goede plunderlocatie zagen. Dit resulteert in de plundering van de palts in het jaar 880. In de Vroege Middeleeuwen vindt er ook een verandering plaats op het gebied van landbouw, in 768 wordt het drieslagstelsel ingevoerd op de essen. Dit betekent dat landbouwgrond in plaats van twee nu drie verschillende fases heeft (braak, wintergraan en zomergraan) dat de vruchtbaarheid van het land vergrootte.
Hoge Middeleeuwen
Na de Frankische vorsten kwamen de Duitse keizers/ koningen aan de macht. De lokale edelen kwamen in 1047 in opstand tegen hun vorst en staken tijdens de opstand het Valkhof in brand. Hierna hielden de Duitse vorsten zich gedeisd tot dat de Valkhofpalts werd gerestaureerd en omgebouwd tot een burcht onder keizer Frederik Barbarossa in het jaar 1155.
Nijmegen krijgt in het jaar 1230 stadsrechten. De toekenning van stadsrechten resulteerde in een bevolkingsuitbreiding en later de bouw van de eerste stenen stadsmuren in het jaar 1247.
Ook waren in de Hoge Middeleeuwen de grote esdorpen zoals Groesbeek Mook en Malden gevormd. Rond het jaar 1000 begon de bedijking in het gebied om de landbouwgrond te bevorderen en overstromingen tegen te gaan, dit waren losse bedijkingen.
Late Middeleeuwen
In de eerdere delen van de Middeleeuwen zijn de inwoners van Nijmegen-Groesbeek bezig geweest met het bedijken van hun akkers om de overstromingen tegen te gaan. Dit deden ze door stroomopwaarts, dwars op de rivier dijken aan te leggen. Echter waren deze voor de Late Middeleeuwen nog niet op elkaar aangesloten en is er besloten in het jaar 1300 om de bedijking te sluiten.
In deze periode werd ook de eerste kapel van Heilig Landstichting gebouwd en heeft daarmee dit religieuze dorpje laten ontstaan.
Rond het jaar 1230 bereidde Nijmegen zich uit. De stadsmuren konden hierdoor niet meer alle burgers van Nijmegen beschermen. Deze moesten dus uitgebreid worden. De stadsmuur moest daarnaast ook versterkt worden door de ontwikkeling van vuurgeschut. Dit werd gedaan rond het jaar 1400. Enkele delen van de oude stadsmuren zijn in de huidige situatie nog te zien met informatieborden erbij.
In de Late Middeleeuwen werd Nijmegen in het jaar 1247 deel van Gelre. Dit kwam door de schuld die Willem van Holland had bij graaf Otto II van Gelre en hij Nijmegen had ingezet als onderpand. Doordat de schulden niet terugbetaald konden worden, werd Nijmegen deel van Gelre. In 1473 werd Nijmegen door overerving en verovering deel van het Bourgondische rijk.
Na de Tachtig-jarige oorlog, in 1591, slaagde Prins Maurits erin om Nijmegen weer terug naar de Republiek te halen.
Nieuwe tijd
In deze periode is Nijmegen een vestingstad geworden en kwam er een opstand tegen de Katholieken waardoor de omgeving Protestant was. Ook werden in 1520 de stadsmuren verhoogd met daarbij stadspoorten. Enkele delen van de stadsmuur zijn nu nog te zien in Nijmegen. Daarnaast komt de industrie en handel flink op gang met het ontwikkelen van steenovens vanaf 1780 langs de Waal. Zo wordt Nijmegen een rijkere stad.
De enige zichtbare steenoven in de omgeving staat net buiten de gebiedsgrens in de Ooijpolder.
Door de toename van waterafvoer ontstonden er grote overstromingen in 1784, hierdoor lag het gebied onder zware druk. Het water heeft veel schade aan in de stad toegebracht wanneer het over de dijken kwam. Hierdoor is in 1850 de Waal genormaliseerd met kribben en dammen. Deze zijn in de huidige tijd nog steeds te zien.
Ook een belangrijk gebeuren is het opheffen van de status Vestingstad in 1875. Er mag vanaf die tijd eindelijk buiten de stadsmuren gebouwd worden. Dit was hard nodig vanwege de overbevolking in het centrum. Tevens is het Katholieke geloof sinds 1795 weer toegestaan. Vanaf 1850 veranderd Nijmegen-Groesbeek groots dankzij de toename van het ontginningslandschap. kampontginningen met plaatselijke esdorpen, en heide- en bosontginningen kwamen op vele plekken voor. Kleine ontginningsdorpen zoals De Horst vestigen zich in het landschap. Hierdoor veranderde de omgeving van het buitengebied veel. Enkele ontginningspatronen van deze tijd kun je in het huidige landschap tegenkomen. De blokverkaveling van de heideontginningen is herkenbaar vanuit de lucht.
Een andere verandering was de oprichting van het Heilig Landstichting in 1911 en de Radboud Universiteit van Nijmegen in 1923. Beide elementen zijn gekomen omdat Nijmegen als centraal punt voor het Katholieke geloof was gekozen. Hiermee zal het geloof meer vertegenwoordig zijn in de maatschappij.
Er kwam hierdoor uiteindelijk steeds meer bedrijvigheid op gang in de omgeving en zowel de Universiteit als Heilig Landstichting zijn in het heden nog in gebruik. De stad Nijmegen en omliggende dorpen stapten over naar de industrialisatie.
Moderne tijd
In 1940 tot 1945 was de Tweede Wereldoorlog in Nederland. De slag om Nijmegen in 1944 heeft grote schade aangebracht in het gehele gebied. Van oud esdorp Groesbeek was bijna niks meer over, op de kerk en enkele gebouwen na. Vanaf 1950 begon dan ook de wederopbouw. Grote bedrijven gingen zich vestigen in en rondom Nijmegen.
De stad was aantrekkelijk door goedkope grond, relatief lage lonen en de gunstige ligging. De vestiging van de Universiteit in Nijmegen maakt de stad ook zeer aantrekkelijk. Door de komst van de zandzuiger werd de zandwinning grootschaliger, waardoor de Mookerplas is ontstaan. In 1994 werd planmatig de ruilverkaveling uitgevoerd tegen de versnippering van landbouwgronden.
De bijna overstromingsramp van 1995 zorgde voor een stroomversnelling van het programma ‘Ruimte voor de Rivier’. De Waal bij Nijmegen was een van de projectlocaties van het programma. De Waal maakt bij Nijmegen een scherpe bocht en vernauwt zich in de vorm van een flessenhals. De Waal kan hierdoor lokaal sneller overstromen en veel schade aanrichten.
In het jaar 2015 is de nevengeul tussen Nijmegen en Lent opgeleverd, waardoor de rivier hogere piekafvoeren kan verwerken. Door de jaren heen groeit Nijmegen onder andere met uitbreiding aan de overzijde van de Waal. Ook de dorpen Mook, Molenbeek, Malden en Groesbeek breiden verder uit. De oude dorpskernen liggen nog op dezelfde plek zoals in de Middeleeuwen.