VANAF DE WAAL DE STUWWAL OP
DEFENSIE
Op deze pagina worden de verdegingswerken van Nijmegen beschreven en hoe deze zich door de tijd heen ontwikkeld hebben.
Het Valkhof
Romeinse tijd
Het Valkhof heeft een lange tijd een defensieve functie gehad dit komt door de strategische ligging die de locatie in de wijde omgeving heeft. Het Valkhof ligt hoog boven de rivier de Waal op een uitloper van een stuwwal, met een goed uitzicht op de omliggende omgeving.
Rond het einde van de derde eeuw na Christus werd er een Romeins castellum gesticht op het Valkhof (van tufsteen), dat omringd was door een zware wal en diepe grachten. Dit gebeurde nadat de oude Romeinse stad Oppidum Batvorum tijdens de Bataafse opstand door Jullius Civillus is geplunderd en afgebrand.
Vroege Middeleeuwen
Nadat het Romeinse rijk in elkaar stortte werd het machtsvacuüm opgevuld door het Frankische rijk. Karel de Grote bouwde hier in 777 een palts, een palts is een koninklijke verblijfplaats. Deze palts heeft onderdeel uitgemaakt van een netwerk van paltsen, de keizer trok van de ene naar de andere palts om toe te zien op het lokale en regionale bestuur en om belastingen te innen. Zowel Karel de Grote als zijn opvolgers hebben de palts enkele keren bezocht.
Deze palts trok echter wel Noormannen aan die vanaf de negende eeuw invallen deden langs de Noordzee. In het jaar 880 veroverde een groep Noormannen de palts, en hebben deze gebruikt als hun winterkamp. Ze vertrokken toen de lente aanbrak, maar niet zonder dat ze enkele gebouwen hadden verbrand.
Hoge en Late Middeleeuwen
Na de Karolingische (Frankische) vorsten kwamen de Ottonen (Duits-Roomse) keizers aan de macht. De bekendste Ottoon voor Nijmegen is keizer Otto II. Keizer Otto II trouwde met Theophanu, een Byzantijnse prinses. Hun zoon (Otto III werd onderweg naar de burcht nabij Nijmegen/Groesbeek in het Reichswald geboren). Keizerin Theophanu is in 991 gestorven in de palts, ze verbleef graag op het Valkhof. De St. Nicolaaskapel is gesticht rond het jaar 1000. Het is niet zeker of de kapel op bevel van Otto III of door Theopanu is gebouwd, wel zijn de Byzantijnse invloeden zichtbaar.
De keizer Frederik Barbarossa is halverwege de twaalfde eeuw begonnen met het herstellen en uitbreiden van de palts. De palts werd omgevormd tot een versterkte burcht. Bij deze constructie is tufsteen gebruikt, waarvan veel afkomstig was uit de eerdere Romeinse gebouwen. Het werk aan de burcht is in het jaar 1155 voltooid. In de burcht stond de Donjon centraal (ook wel reuzentoren genoemd). De Donjon was een grote toren zonder ramen en deuren op de begane grond en eerste verdieping. Hierdoor dus goed verdedigbaar indien nodig. In deze tijd is er ook een tweede kapel gesticht namelijk: de St. Maartenskapel. De burcht werd door de tijd uitgebreid, en zijn er gebouwen bijgekomen zoals: een rijkzaal, stallen, keukens, woonruimten voor personeel. Rond 1450-1500 heeft het burchtcomplex zijn vorm gekregen tot de afbraak in 1796-1797.
Moderne tijd en Nieuwe tijd
Nijmegen behoorde tot het Habsburgse rijk in de zestiende eeuw, Keizer Karel V heeft de burcht meerdere keren bezocht. Rond 1800 was de situatie in Nederland onrustig, de stadhouder Willem V heeft hierdoor in 1788-1897 een winter doorgebracht op de Valkhofburcht met zijn gezin. Een paar jaar later viel Napoleon binnen en werd Nederland bezet. In de bezetting van Nijmegen is de burcht beschadigd geraakt.
Er werd besloten om de burcht niet te herstellen maar te slopen. Bij deze sloop zijn de St. Nicolaaskapel deel van de St. Maartenskapel (Barbarossa-ruïne) bewaard gebleven. Tevens zijn de funderingsresten van de ringmuur ook bewaard gebleven. Dit zijn de enigste herinneringen aan de eeuwenlange bewoning van het Valkhof. Na de sloop van de burcht is er een park aangelegd in de Engelse landschapsstijl.
Plaatje waarop het oude Nijmegen weergegeven is, van beeldbank Nijmegen.
Stadsmuren en verdedigingswerken
Hoge Middeleeuwen
In 1230 kreeg Nijmegen stadsrechten, daarbij hoort het recht om de stad te omwallen. Het toekennen van de stadsrechten zal waarschijnlijk het gevolg zijn van de twaalfde -eeuwse pre- stedelijke ontwikkeling. Vanaf 1247 is de eerste stenen stadsmuur van Nijmegen gesticht die de aarden wal had vervangen.
Late middeleeuwen
Rond 1400- 1425 werden er aanpassingen gemaakt aan het verdedigingswerk, dit komt vanwege de ontwikkelingen in het vuurgeschut. Er is in deze periode aan het land gelegen bestaande stadsmuur en buitengracht een tweede muur met muurtorens gebouwd, en waarschijnlijk ook een tweede buitengracht.
Hierdoor ontstond een dubbele ommuring. Van de Kronenburgertoren wordt verondersteld dat deze onderdeel was van dit verdedigingswerk. Daarmee is dit verdedigingswerk de enigste nog staande toren. Dit dubbele verdedigingswerk was oostelijk aangesloten tegen de Valkhofburcht.
Vanaf het midden van de viertiende eeuw nam de bebouwing buiten de stadsmuren toe, in het oosten en zuiden langs de hoofdwegen rondom de stad. Om deze bebouwing onderdeel van de omwalde stad te maken en daarmee te beschermen is er een aarden wal met slagpoorten aangelegd. Deze omwalling liep tot aan de nieuwe Molentoren en maakte een scherpe hoek van 90 graden richting de Bloemenburgtoren.
In 1473 werd Nijmegen belegerd door Karel de Stoute van Bourgondië, tijdens dit beleg werd de zwakte van het middeleeuwse verdedigingswerk zichtbaar. Men begon daardoor met het vernieuwen van stadsverdediging. Daarnaast droeg de spanning in de politieke situatie tussen het hertogdom van Gelre tegen de Bourgondiërs en Habsburgers bij aan de vernieuwing van de middeleeuwse verdedigingswerken. Tevens droeg het beleg door keizer Maximiliaan ook hieraan bij. In dit tijdstip is de hoogte van de muren minder van belang, maar juist de dikte. De grond achter de muren werd opgehoogd.
Romeinse legerkampen
In zestien voor Christus is het eerste legerkamp gesticht in Nijmegen op de Hunnerberg, met een oppervlakte van 42 hectare. In tien voor Christus werd er op het Kopse hof nog een legerkamp aangelegd, deze was van een kleinere omvang dan die op de Hunnerberg. Deze twee legerkampen boden onderdak aan twee legioenen oftewel 12.000 man.
Het legerkamp op het Kopse hof is het langste in gebruik geweest namelijk tot de Bataafse opstand in 69 na Christus. Na de opstand in 70 na Christus werd het kamp op de Hunnerberg opnieuw in gebruik genomen als verblijfplaats voor het tiende legioen. Het legioen verliet het kamp in 104, hierna bood het kamp nog onderdak aan kleinere legereenheden. Het legerkamp wordt na 170 voorgoed verlaten.
Na 1520 is er intensief begonnen met het sectorgewijs vervangen van de verdedigingswerken. Dit begon bij de zuidoostelijk gelegen aardwal met stadspoorten, dit werd vervangen door een stadsmuur gemaakt van steen met stenen poorten. Nadat dit deel compleet vervangen was werd in 1525 het zuidwestelijke deel aangelegd. Het zuidwestelijke deel begon vanaf de nieuwe Molentoren. Deze liep via een knik in westelijke richting naar de eerder gestichte Kronenburgertoren. Dit ging via de St. Jacobstoren en de Roomse voet.
In het begin van de zestiende eeuw zijn veel van de stadspoorten afgebroken en verstevigd weer opgebouwd.
Nieuwe tijd
Nijmegen was vanaf 1591 de verbinding tussen de oost- en zuid linie van de Oude Hollandse Waterlinie. Boven Nijmegen was hier in 1590 de schans Knodsenburg aangelegd, dat tien jaar laten nog verder versterkt is. In 1596 werden er onder prins Maurits 11 bastions aangelegd. Verder werd er een nieuwe haven aangelegd (tegenwoordig Oude Haven). De achterdelen van huizen aan de Waal gebouwd in 1641- 1648 (fatsoenlijke huizen genoemd) vormden in deze periode formeel de stadsmuur. Dit is de reden waarom de achtergevels van deze huizen geen ramen en deuren hebben.
Onder prins Willem II in 1698 zijn de bastionverdedigingswerken verbeterd, er is hier een tweede linie toegevoegd. Deze linie bestond uit lunetten. Lunetten bestonden uit halvemaanvormige bolwerken. Op deze manier werden de bastions beter beschermd. Het fort Knodsenburg werd in 1702 versterkt met twee lunetten. In 1726 zijn er extra lunetten en een extra bastion aangelegd. In 1748 werden de verdedigingswerken met elkaar verbonden en omringd door een wal.
In 1808 werd de vesting Nijmegen opgeheven door koning Lodewijk Napoleon. Dit besluit is in 1814 alweer teruggedraaid door koning Willem I.
De verdedigingswerken waren echter al verwaarloosd. In deze tijd is er gekozen voor buitenforten. De spoorbrug die in de tijdsperiode 1875 en 1878 aangelegd is tussen de forten, werd daarmee deel van de verdedigingswerken. Er werden twee torens gesticht die de doorgang over de spoorlijn konden bewaken.
Mokerschans en Heumense schans
De Mookerschans werd vermoedelijk in de tweede helft van de zeventiende eeuw gebouwd in de vorm van een vierkant. De Heumense schans is vermoedelijk in dezelfde tijd aangelegd en heeft de vorm van een ster. Vanuit deze schansen kon men goed uitkijken over het lagergelegen Maasdal. Mook is voornamelijk bekend van de slag op de Mookerheide op 14 april 1574. Dit was een veldslag tussen de Oranjes en de Spanjaarden in de Tachtigjarige oorlog.
Foto van de Mookerschans. Een foto van Carlijn Meijer.
Verdedigingswerken in de tijd
Hieronder word de evolutie van het Nijmeegse verdedigingssysteem weergegeven en hoe het in de tijd is veranderd.
1230-1300
1400-1425
1436-1511
1525-1536
1598-1605
1700-1702
1726-1732
19e eeuw
Totaal beeld