Geologie

Aan de hand van het onderdeel geologie wordt de gelaagdheid van de ondergrond van het landschap weergegeven in laagpakketten. Deze laagpakketten zijn karakteristieke afzettingen waaraan de leeftijd en het afzettingsmilieu van de afzettingen bepaald kan worden. Hieronder staat de bovenste laag van de geologie van het gebied Nijmegen Groesbeek beschreven.

Terug naar keuzemenu

Uitleg geologie

In de verticale doorsnede zijn de bovenste lagen van het landschap weergegeven. Deze bestaan voornamelijk uit gestuwd materiaal. Dit materiaal is in de ijstijden in het pleistoceen (Saalien) omhoog gedrukt door kruiend ijs (dit heeft de code DTc). Naast het gestuwde materiaal ligt een laag met zand (de formatie van Boxtel) dat daar is gedeponeerd door wind en zo bovenop andere laagpakketten terecht is gekomen. Dit laagpakket stamt uit het midden Pleistoceen en het Holoceen. Daarnaast ligt er ook de formatie van Drenthe, deze formatie is ontstaan door grondmorenes en smeltwaterafzettingen uit het laat en midden Pleistoceen.

Grondmorenes bestaan uit afzettingen die meegevoerd zijn onder het ijs bestaande uit keileem. De smeltwaterafzettingen zijn gevormd door het smeltwater van de gletsjers in de ijstijden die tijdens het smelten sediment meevoerde naar de huidige locatie.

Hierboven staan 2 plaatjes die beide een doorsnede van het gebied geven. Het linker plaatje laat de ondergrond zien en het rechter plaatje laat zien waar de doorsnede in het land ligt.

Uitleg aardlagen

Hieronder staan de verschillende legenda-eenheden van de doorsnede beschreven. Deze eenheden bestaan uit formaties, dit zijn de eerste twee letters van de code. Naast de eerste twee letters staat een z, k of c. De 'z' staat voor zand, de 'k' voor klei en de 'c' staat voor een complexe eenheid.

Formatie van Boxtel: BXz2, BXz3, BXk2, BXz4
Formatie van Kreftenheye: KRz2, KRz3, KRz4, KRz5
Formatie van Drenthe: DRz1, DRz3
Gestuwde afzettingen complexe eenheid: DTc
Formatie van Sterksel: STz1, STz2